Staatsbosbeheer heeft de twee grootste forten van de Nieuwe Hollandse Waterlinie in eigendom. Dat zijn Fort bij Rijnauwen en Fort bij Vechten, allebei gelegen in de gemeente Bunnik. In de tijd dat de forten van de Waterlinie opnieuw onder de aandacht kwamen als bijzonder cultuurhistorisch en natuurhistorische objecten is aan de forten een 'hoofdkoers' toebedacht. Fort bij Vechten werd een recreatieve en educatieve functie toebedacht en werd ontwikkeld tot het nationale liniecentrum met een museum. Omdat destijds al bekend was dat Fort bij Rijnauwen, ook door zijn ligging tegen Amelisweerd, hoge natuurwaarden had, werd hier gekozen voor de koers 'natuur'.  

De natuurwaarden van het fort werden door Staatsbosbeheer wel bijgehouden, maar door gebrek aan menskracht en geld niet heel systematisch gemonitord. De Vrienden van Fort bij Rijnauwen hebben het op zich genomen om die systematische monitoring op zich te nemen, als coördinerende partij en in samenwerking met wetenschappelijke instanties op het gebied van planten en dieren. 

In het geval van de vogeltelling gebeurde dit met SOVON, die een gestandaardiseerde methode hebben voor het tellen van vogels. Deze methode wordt gebruikt over heel Nederland en geeft veel inzicht over hoe het ervoor staat met de vogelpopulatie in ons land en hoe zich die ontwikkelt. 

Voordat de Vrienden van Fort bij Rijnauwen de telling volgens deze methode oppakten was en eenmaal, in 2011, ook een telling volgens deze methode uitgevoerd. Tussentijds zijn wel wat deelonderzoeken in opdracht van Staatsbosbeheer uitgevoerd door ecologische bureaus. In 2023 is de  fortdekkende telling volgens de SOVON-methodiek, als een broedvogel monitorproject (BMP) weer opgepakt. In 3 achtereenvolgende jaren zijn nu de resultaten hiervan vastgelegd. 

De telling vindt meestal in de vroege ochtend plaats. Op basis van waarneming op zicht en geluid worden de vogels via een app van SOVON op kaart ingevoerd. De telling wordt dan via een geautomatiseerde methode van SOVON omgezet in het aantal broedgevallen. Op basis van langjarige tellingen kun je zo trends waarnemen van de aanwezige (broedende) soorten. 

Wat opvalt in de tellingen is dat ten opzichte van 2011 het aantal getelde soorten in 2025 behoorlijk is toegenomen: van 53 naar 72 soorten. Het is nog niet goed te zeggen waar dat aan ligt. Het zal in elk geval te maken hebben met de ontwikkeling/ouder worden van bos en ondergroei op het fort. Ook kunnen verbeterde telmethoden een rol spelen. Er zijn tegenwoordig een aantal apps, zoals Merlin, die behulpzaam zijn bij het detecteren van vogels. En ook zullen bijvoorbeeld klimaatinvloeden en ontwikkelingen in de omgeving (natuurlijker bosbeheer in Amelisweerd) van invloed zijn. 

Landelijke trends zie je ook terug op het fort. Zo gaat het in heel Nederland slecht met de matkop, en die is op het fort dan ook totaal verdwenen. Omgekeerd is een soort als de middelste bonte specht, die het juist landelijk goed doet, tegenwoordig ook op het fort terug te vinden.

Dat de telling ook niet 100% nauwkeurig is blijkt uit het feit dat de kerkuil in de rondes voor de BMP niet is waargenomen. Na losse bezoeken, waarbij ook gebruik is gemaakt van een warmtecamera en cameravallen, blijken er wel degelijk uilen het fort te bezoeken en er wellicht zelfs ook te broeden. Zo zijn er buiten de tellingen om ransuilen in de bomen gezien en gehoord en is een paartje kerkuil om beeld vastgelegd. 

Alles bij elkaar kun je concluderen dat het fort, uiteraard samen met de landgoederen, een heel belangrijke plek is voor de vogelstand rond de stad Utrecht. De Vrienden van Fort bij Rijnauwen zullen in nauwe samenwerking met Staatsbosbeheer de ontwikkeling van de vogelstand blijven volgen en ervoor zorgen dat die op peil blijft. Met gerichte beheersmaatregelen, zoals ijsvogelwanden en uilenkasten, hopen we de biotoop zelfs nóg beter te krijgen. 

Tekst: Rob Zakee
Foto's: Rob Zakee (foto boven: middelste bonte specht, foto linksonder: dodaars met jongen, foto rechtsonder: havik)